Dag 9 - Yosemite, Death Valley

Door Alfred & Roy - 24-07-2019 01:21

Wakker wordend als ijskonijn, is ook deze morgen weer gelukt. Ik heb weliswaar de temperatuur iets hoger gezet, blijkbaar heeft dat niet geholpen. Overigens hebben we heerlijk geslapen! We nemen beiden een warme douche om op te warmen en pakken onze koffer in. Vandaag hebben we, zoals Martine van Os zou zeggen, een reisdag voor de boeg. Het is inmiddels 7.30 uur, als de auto is volgepakt, de kamer opgeruimd en we ons klaarmaken voor een ontbijtje bij het hotel/lodge. Blijkbaar is dit een plek voor ex-gedetineerden, want ook de man bij het ontbijt ziet eruit alsof hij een paar jaar heeft doorgebracht op Alcatraz. Buiten, naast het restaurant, staat een man in een lange zwarte jas. Zo’n jas die je aanhebt als je gaat Solex rijden, alleen is deze in verregaande staat van ontbinding. Hij schreeuwt in het Spaans, wijst en gebaard heftig tegen iedereen die langskomt. Gisteravond gluurde en schreeuwde hij door het raam, terwijl we zaten te eten. Ook toen al, schrokken we ons dood. Blijkbaar is dit de zwevende dorpsgek, want het personeel trekt zich er niks van aan. De appel die hij in zijn hand heeft, en waar hij gooibewegingen mee maakt naar Aziaten, maakt het plaatje helemaal af. Kortom, een bijzonder tafereel.

Om 8.00 uur stappen we in de auto en trekken we snel op, want de bus met Aziaten rijdt ook net weg. Aangezien er maar één weg is, willen we deze niet steeds achter een touringcar zitten. We rijden weer Yosemite park in, maar slaan meteen linksaf de Tioga Pass in. Dit is één van de hoogstgelegen passen van Amerika. We kronkelen steeds verder naar boven en na elke bocht wordt het uitzicht adembenemender. Letterlijk ook, want we rijden naar een hoogte van meer dan 3000 meter en je merkt het de lucht hier ijler wordt. In het begin zijn het vooral bergen van rots, met veel dennenbomen erop. Overigens geeft dit een heerlijke geur! Naarmate we verder rijden verandert de omgeving sterk. Meertjes en beekjes vormen een natuurlijke sliert door het betoverende landschap. Onderweg stappen we af en toe uit om te genieten en snel een foto te maken. We zijn vroeg weggegaan, dus is er weinig verkeer. De geur, koelte van de berglucht (18 graden), alle prachtige bomen en planten, worden versterkt door de strakblauwe lucht boven ons. Geen pen kan beschrijven hoe mooi het hier is. We vervolgen onze weg over de TiogaPass en komen binnen 5 minuten in een ander gebied. Minder bomen, veel groen ‘gras’ en sneeuw! Weer stoppen we, klimmen over een dik pak sneeuw maken een foto en gooien wat sneeuwballen. Nadat we weer zijn ingestapt, de berg omrijden en letterlijk 1km verder zijn, verandert het landschap drastisch. Van een groene omgeving is geen sprake meer. Het enige wat we zien, zijn immense bergen met een diep dal waarin een waterval loopt. Dit is het dooiwater van de sneeuw waar we zojuist opstonden. De Tiogapass is zojuist afgelopen en het Yosemite park officieel verlaten. We dalen steeds verder en rijden door een nogal saai landschap. In de verte aan beide kanten bergen en, in het midden, een kaarsrechte snelweg. Zo rijden we ongeveer 150 kilometer door. Af en toe passeren we een kleine plaats met alleen maar fastfoodketens. In de plaats Bishop stappen we uit. Het is inmiddels 12 uur en we zijn toe aan cola en internet. De offline Google-maps kaart moet nog even worden gedownload. Ook in deze plaats alleen maar fastfoodketens. Serieus wel 50 stuks achter elkaar, afgewisseld door restaurants en barretjes. We rijden verder en in Lone Pine vullen we onze tank even bij. In Death Valley is benzine schaars en je kunt maar beter voorbereid zijn. Achteraf bleek het niet nodig…

Terwijl we verder rijden, verandert het landschap in een dorre, bergachtige vlakte. Een typische Amerikaanse weg, duikt voor ons op. Heuvelig en recht tot aan de horizon. Het is nog een kleine twee uur rijden tot ons hotel. Op deze verlaten, kaarsrechte weg mag maar je 65 mijl per uur, ongeveer 104 km. Nadat we weer zijn gewisseld van stuur, besluit ik het gas een beetje verder in te drukken. Geen politieagent haalt het in z’n hoofd om hier, ver weg van de bewoonde wereld, te gaan staan contoleren bij een temperatuur die inmiddels is opgelopen tot 40 graden. Met een lekker gangetje scheuren we over het hobbelige landschap, welke verder redelijk saai is. We halen een blauwe auto in met een ouder echtpaar erin. De man is een typische zondagsrijder, want hij rijdt 30 mijl per uur. Wanneer we hem inhalen zien we dat hij een enorme landkaart vasthoudt in zijn rechterhand. Waarschijnlijke een typisch geval van ‘een vrouw die geen kaart gaan lezen’. We komen bij een uitkijkpunt waar we even stoppen en naar de wc gaan. Deze wc is het ergst tot nu toe. De geur van verdampte urine is blijkbaar een feest voor vliegen. We ontsmetten onze handen met desinfectiegel, genieten van de bijzondere gekleurde bergen en rijden verder. Wanneer wij de weg op willen rijden, zien wij een bekende blauwe auto. Shit. We zitten weer achter de zondagsrijder. We rijden over een kronkelende weg waar inhalen verboden is. We houden onszelf voor dat wij op vakantie zijn en geen haast hebben. Toch lukt het niet om te ontspannen. Tien lange mijlen later halen we weer in.  Een bord langs de weg vermeld, dat we het komende stuk onze airco moeten uitzetten, i.v.m. oververhitting van de motor. Als brave burgers volgen we deze instructie op en gooien de ramen open. Rijden met open ramen in een temperatuur van 45 graden is niet bepaald fijn en 5 minuten later staat de airco weer aan. We houden de motortemperatuur wel in de gaten, al gebeurt er weinig. Ineens zien we een saloonachtig gebouw, met een camping (lekker met dit weer). Het woord camping (of campground) mag het eigenlijk niet hebben. Een strook gravel met een aansluiting voor stroom, puur voor campers. In het saloonachtige gebouw is een winkeltje annex souvenirshop. We kopen een magneet en willen wat avondeten scoren. Helaas hebben ze alleen chips, koek, snoep, frisdrank en wijn. Er staan geen prijzen bij de wijn, dus Alfred gaat het even vragen. De vrouw scant verschillende flessen en we besluiten de goedkoopste te nemen. Als we afrekenen zegt ze nog even dat goedkoop niet altijd lekker is, duh! Alfred geeft aan, dat we vanzelf zullen ontdekken. De vrouw vraagt nog even waar we vandaan komen. ‘The Netherlands’ is het antwoord. Nadat ze aan Alfred heeft gevraagd of Holland dan een plaats in Nederland is, legt Alfred het allemaal even haarfijn uit. Nadat hij, zoals een echte meester betaamt, een toets bij haar heeft afgenomen, om te kijken of ze de uitleg heeft onthouden, rekenen we af.  

Volgens onze navigatie is het nog een klein stukje, maar nergens is iets van leven te ontdekken. In the middle of nowhere zegt een stem: uw bestemming bevindt zich aan de rechterkant. We staan letterlijk, middenin Death Valley, en er is werkelijk niks om ons heen. Volgens google-maps moeten we nog een half uurtje verder. De temperatuur loopt gestaag op en we zijn inmiddels gezakt, tot onder zeeniveau. Na een halfuur doemt er, in de verte, een oase van groen op. Hier bevindt zich ons hotel: The Ranch of Death Valley, ook wel Oasis of Death Valley genoemd. We stappen uit: BAM! De verzengende hitte slaat toe. De temperatuur is hier 120 Fahrenheit, 48,9 graden om precies te zijn. De harde wind maakt het er niet beter op. Het is alsof je met een föhn, op de hoogste stand, in je gezicht blaast. Binnen een mum van tijd zijn je ogen en je lippen gort droog, en verlang je naar water. We lopen naar binnen om in te checken. De vrouw, zittend pal onder een heerlijke koele airco, zucht dat het toch wel erg heet is. We denken er even aan om haar naar buiten te sleuren en 10 minuten vast te binden, in de hete droge zon, maar we knikken vriendelijk. Het enorme complex bestaat uit allemaal losse bebouwen. Wij hebben gebouw 7, kamer 42. De gebouwen zijn zo gesitueerd dat ze lijken op barakken uit de oorlog, doch zijn deze een stuk gezelliger en is het buiten leuk aangelegd. De kamer is groot en vrij luxe en ook deze is weer voor 4 personen. Dit betekent 2 grote bedden, heerlijk! Eindelijk hebben we een douche waar we niet op onze knieën onder hoeven.

We besluiten te gaan zwemmen. Nadat we drie lagen zonnebrand hebben opgespoten, lopen we door de hitte naar het bad. Het water is heet, maar toch even lekker om te ontspannen na een autorit van 8 uur. Een uurtje, en vele ergernissen van andere Nederlanders later (deze gooien met een harde bal heen en weer in een klein druk zwembad), lopen we richting de kamer. We douchen en relaxen even onder de airco. Tijden het douchen kom ik tot de conclusie dat mijn huid op mijn voorhoofd en in mijn haargrens enorm aan het vervellen is. Dit komt door het insmeer debacle in San Francisco. Ik besluit rigoureuze maatregelen te nemen, en me lekker te schrubben met een schrubhandschoen. Achterafgezien iets té fanatiek, want ik heb zorgvuldig mijn opperhuid, lederhuid (en voor mijn gevoel onderhuid) verwijderd. Hierdoor zie ik eruit als een krieltje die aan één kant is geschrabd (geschild) en daarna is aangevreten door ongedierte. Het geheel doet ook nog eens ontzettend pijn en voelt heel branderig aan. Ik ben zo’n donkerbruin vermoeden dat ik wekenlang met oude opa vlekken op mijn voorhoofd rondloop en op foto’s sta. Kortom, deze avond is zeker een leermomentje.

Aangezien we geen avondeten hebben, moeten we hier een hapje eten. Voor het restaurant moet je eigenlijk reserveren, maar we gaan op de bonnefooi erheen. Ze zitten eigenlijk vol, maar er is nog een plekje op de barkruk. Prima. We krijgen de kaart en een glas kraanwater. Het eerste gerecht heeft een prijs van 104 dollar. Nadat ik nog een keer check of ik de komma over het hoofd hebt gezien, worden de prijzen niet veel beter. 48 dollar voor een steak, 64 dollar voor een stukje vis en 25 dollar voor pasta (voor pasta met kip komt er nog 14 dollar bij). We bedenken een plan om hier stiekem weg te kunnen. Ik gluur door een deur en we zien dat naast het restaurant een buffet is. Met een smoes: ‘sorry meneer, we moeten bij het buffet zijn maar hebben de verkeerde ingang genomen’, komen we weg. Het buffet is qua prijs al niet veel beter, maar we moeten toch eten. Voor 32 dollar p.p. kunnen we onbeperkt eten van koude pizza, gehakballetjes in saus, pasta (mét kip, zonder meerprijs!), stokbrood met olijfolie en nog wat vreemde dingen. Gelukkig hebben ze ook salade! Eindelijk…. Nadat ik twee borden salade met een klein beetje pasta heb gegeten, kom ik erachter dat ik geen sla maar rauwe spinazie heb gegeten. Dit doordat mijn tanden nogal ruw aanvoelen. Het smaakte trouwens prima (de ‘salade’).
Ook het frisdrank en koffie zijn bij de prijs inbegrepen. Na een overheerlijke koffie (dus niet), gaan we naar de kamer en kijk wat t.v. 

Elke keer als we t.v. kijken, verbazen we ons over de reclame. Het gaaf, óf over fastfood óf over verzekeringen en medicijnen. Zo zagen we onlangs een reclame over het bestrijdingsmiddel ‘ RoundUp’. Als je dit ooit had gebruikt en je kanker had of hebt, kon je bellen naar het nummer in beeld. Ze gingen een rechtszaak beginnen tegen dit bedrijf en een forse schadeclaim eisen. Als je veel geld wilde, hoefde je alleen maar even te bellen. Daarnaast mogen farmaceutische bedrijven, hier reclame maken voor hun medicijn. Enorm zieke mensen worden aan het woord gelaten, dat dit medicijn hun leven heeft veranderd. Onderin beeld staat duidelijk dat deze mensen géén acteurs zijn. Nadat deze mensen aan het woord zijn gelaten, vertelt een stem wanneer je dit medicijn allemaal niet mag gebruiken. Ze zijn namelijk veel te bang voor een schadeclaim en dekken zich in alle mogelijke manieren in. De reclames duren hierdoor ook een stuk langer. Totaal anders dan de ‘Robijn-doet-de-was-bij’,  ‘wie kan rekenen, rekent op Dreft’ en ‘wasmachines leven langer met Calgon’ reclames in Nederland.  

We kijken even naar het spelletjesprogramma ‘5 tegen 5’, welke hier werkelijk hysterisch verloopt. Ook een ander spelprogramma, in Nederland onbekend, is ongekend Amerikaans. Het betreft een soort ’30-seconds’ spel, waarbij omschrijvingen moeten worden geraden. Na elk geraden woord gaat het publiek compleet uit zijn plaat. En, nadat de hoofdprijs van 100.000 dollar wordt gewonnen, staat iedereen te juichen, joelen en huilen. Om 22.00 kunnen we het niet meer aan, drinken onze wijn op en kruipen lekker onder de wol, althans we gaan erop liggen: te heet! Ik mijd zorgvuldig, met één kant van mijn hoofd, het kussen want het branderige gevoel is er niet beter op geworden, nadat ik  wat Nestosyl erop heb gesmeerd. De wekker wordt wat later gezet, want het is maar twee en half uur rijden naar ‘Viva Las Vegas’!!

Gereden: 307 mijl (495km)
Reistijd: 8 uur
Hotel: The Ranch at Death Valley
Temperatuur: 18, Tiogapass, 49 Death Valley

Reacties

Marjo 24-07-2019 23:03 {{button-58734}}

Wat super om jullie verhalen te lezen. Dat kunnen jullie erg goed. Wat een mooi reis! Veel plezier!!!
Je kunt alleen reageren op dit bericht als je bent ingelogd.
Voorpret-alarm! Reizigers vertellen reizigers, campers (truck-camper & C-25) & presentaties
Kom 23 of 24 maart naar de Reizigersbeurs
Kom naar een infodag met special guests, zoals Travel Texas en indianen.
Meld je gratis aan