1978: American Indian Religious Freedom Act

De American Indian Religious Freedom Act (AIRFA) werd in 1978 door de regering van de Verenigde Staten aangenomen. Dankzij deze wet genieten de religieuze ceremoniën, locaties en voorwerpen van Amerikaanse indianen, Inuit, Aleuts (oorspronkelijke bewoners van Alaska en Rusland) en native Hawaiianen overheidsbescherming. De wet is in overeenstemming met het First Amendment van de grondwet, waarin staat dat iedereen zelf mag bepalen welke godsdienst hij of zij aanhangt.

Aanleiding

Op 11 augustus 1978 ondertekende president Jimmy Carter de AIRFA. De aanleiding tot het opstellen van de wet werd gevormd door drie conflictgebieden. Ten eerste hadden de natives soms geen toegang tot de voor hen heilige plaatsen die gebruikt werden voor religieuze ceremonies. Dit was in strijd met de opvatting dat de openbare Amerikaanse grond bestemd is voor het gebruik van het Amerikaanse volk. Ten tweede was het bezit van ceremoniële objecten zoals de peyote (een kleine, doornloze, bolvormige cactus waarvan het consumeren tot hallucinaties kan leiden) en de veren en botten van een adelaar (een beschermde diersoort) verboden. Hierdoor werden de natives gehinderd in het correct uitvoeren van hun ceremonies. Als laatste voelden overijverige ambtenaren en nieuwsgierige toeschouwers zich vaak geroepen om de heilige ceremonies bij te wonen. Naast het feit dat dit afdeed aan het heilige karakter van de ceremonie, voelden de natives zich hier ook niet prettig bij. Om dergelijke zaken in de toekomst te voorkomen, besloot de Amerikaanse regering een wet op te stellen die de natives toegang tot hun heilige grond verschafte, het gebruik van religieuze objecten toestond en die toeschouwers verbood de ceremonies te hinderen.

native americans

Speech president Carter

Op 12 augustus 1978, een dag na de aanname van de wet, sprak president Carter de volgende rede uit:

‘Ik heb de American Indian Religious Freedom Act ondertekend. […] Het is een fundamenteel recht van iedere Amerikaan om te geloven zoals hij of zij dat wil. De American Indian Religious Freedom Act is niet opgesteld om iets aan deze garantie te wijzigen, maar moet juist voorkomen dat dit grondwettelijke recht geschonden wordt. In het verleden hebben overheidsinstanties bepaalde bevolkingsgroepen de toegang tot hun heilige grond geweigerd. Ook bemoeiden zij zich met religieuze ceremonies en gewoontes. De ambtenaren die verantwoordelijk waren voor het toezicht hebben zich veelal niet gerealiseerd wat de aard en impact van de traditionele religieuze ceremonie was en wat hun ingrijpen met de oorspronkelijke bevolkingsgroepen heeft gedaan. Met deze wetgeving moeten dergelijke praktijken in de toekomst voorkomen worden. […] Ik ben blij dat de resolutie is aangenomen door het Congres, omdat hiermee de godsdienstvrijheid wordt gegarandeerd voor alle Amerikanen.’

Als gevolg van de invoering van de wet werden er ambtenaren naar de stamhouders van de oorspronkelijke bewoners gestuurd. Samen stelden zij procedures op die moesten voorkomen dat de rechten van de natives opnieuw zouden worden geschonden.

President Carter

Negeren van de wet

Op papier leken de rechten van de oorspronkelijke bewoners goed beschermd, maar in de praktijk werden de natives nog altijd gehinderd tijdens hun religieuze ceremonies. Zo werd er tien jaar na het aannemen van de wet een weg aangelegd die dwars door het heilige land van enkele stammen liep. De stamhoofden van de verschillende stammen probeerden de United States Forest Service, die de weg aan wou leggen, ervan te overtuigen dat het land waardoor de weg zou gaan lopen niet gebruikt zou mogen worden voor dergelijke doeleinden. De weg zou door bergen gaan lopen die door de stammen als heilig werden beschouwd en die essentieel waren voor hun religieuze praktijken. Ze probeerden op grond van de AIRFA de aanleg van de weg tegen te houden en bezochten hiervoor zelfs de rechtbank. De rechter bepaalde echter dat ze geen officieel en geldig protest hadden ingediend en dat ze daardoor niet beschermd werden door de AIRFA.

Ondanks het verschijnen van verschillende rapporten waarin onderzoekers duidelijk uiteenzetten welke desastreuze gevolgen het negeren van religieuze grond en objecten kan hebben voor de stammen, werden de rechten van de natives niet erg serieus genomen. Een voorbeeld hiervan is het ontslaan en niet toekennen van een werkloosheidsuitkering aan een man die deel had genomen aan ceremonies van de Native American Church. Tijdens de ceremonie zou er gebruik zijn gemaakt van peyotes, de plant die toch zijn illegale status bleef behouden. Als gevolg van deze incidenten noemde de Lyng v. Northwest Indian Cemetery Association de AIRFA een ‘verzameling holle woorden’. Ondanks de wet bleek het toch onmogelijk om religieuze vrijheid te bieden aan alle Amerikanen. De wet was dus meer een politieke daad dan een werkelijke wet. Aangezien de wet geen richtlijnen bood voor het handhaven ervan en het dus niet duidelijk was op welke grond natives bezwaar konden maken, werd de wet in 1994 aangepast. In de nieuwe wet werd duidelijker vastgelegd wat er onder ‘religieuze grond’ en ‘religieuze objecten’ wordt verstaan en wat de rechten van de natives zijn. Zo staat in de hernieuwde versie dat peyotes mogen worden gebruikt voor religieuze ceremonies.

1977: New York City Blackout1980: Olympische Winterspelen in Lake Placid

Voorpret-alarm! Reizigers vertellen reizigers, campers (truck-camper & C-25) & presentaties
Kom 23 of 24 maart naar de Reizigersbeurs
Kom naar een infodag met special guests, zoals Travel Texas en indianen.
Meld je gratis aan